1. Werkwoorden terug naar index

1.1 Tegenwoordige tijd
1.2 Verleden tijd en voltooid deelwoord
1.3 Gebiedende wijs

 

1.1 Tegenwoordige tijd terug naar boven

Regel 1

Ga bij de vervoeging van werkwoorden steeds uit van de stam.
De stam is de infinitief min de uitgang -en (of soms -n).

werken -> stam: werk
kijken -> stam: kijk
roepen -> stam: roep
zien -> stam: zie
gaan -> stam: ga

Opmerkingen

1. De regels voor open en gesloten lettergrepen zijn geldig:
   
  a. Een medeklinker wordt dubbel geschreven na een korte klinker als er nog een onbeklemtoonde lettergreep op volgt.
  
   
likken -> stam: lik ik lik - wij likken
zitten -> stam: zit ik zit - wij zitten
vallen -> stam: val ik val - wij vallen
     
  b. Een lange klinker wordt dubbel geschreven in een gesloten lettergreep en enkel in een open lettergreep.
  
   
lopen -> stam: loop ik loop - wij lopen
knagen -> stam: knaag ik knaag - wij knagen
meten -> stam: meet ik meet - wij meten
     
2. Bij werkwoorden zoals stoven en lezen eindigt de stam op -v of op -z, ook al schrijven we in de vervoegde vormen -f of -s (behalve als de uitgang -en is).
     
   
stoven -> stam: stoov maar: ik stoof (- wij stoven)
beleven -> stam: beleef maar: ik beleef (- wij beleven)
plonzen -> stam: plonz maar: ik plons (- wij plonzen)
reizen -> stam: reiz maar: ik reis (- wij reizen)

 

Regel 2

De tegenwoordige tijd wordt als volgt gevormd:
- eerste persoon enkelvoud: stam;
- tweede en derde persoon enkelvoud: stam + -t;
- de meervoudsvormen: stam + -en.

werken: stam = werk ik werk
    jij werkt
    hij/zij werkt
    wij werken
    jullie werken
    zij werken

 

Regel 3

Als het onderwerp jij/je ná het werkwoord komt (inversie), dan komt er geen -t!
Let wel: dit geldt niet voor u. U wordt vervoegd zoals een derde persoon enkelvoud (hij/zij).
 
jij werkt - u werkt
werk jij? - werkt u?

 

Regel 4

Als de stam eindigt op -t, dan vervalt de uitgang -t.
Als de stam eindigt op -d, dan vervalt de uitgang -t niet, en krijg je dus -dt.
   
laten -> stam = laat -> *hij laatt -> hij laat
   
  Volgens de regel moet in de 3de persoon de uitgang -t aan de stam worden toegevoegd.
Maar omdat de stam laat al op een -t eindigt, vervalt de uitgang.
   
laden -> stam = laad -> hij laadt
   
  De stam laad eindigt op een -d. Hier wordt de regel gewoon toegepast, dus krijgen we -dt.

 

Samenvattend:

    wonen leven zetten worden
enkelvoud:          
ik stam ik woon ik leef ik zet ik word
jij stam + t jij woont jij leeft jij zet jij wordt
jij (inversie) stam woon jij leef jij zet jij word jij
u stam + t u woont u leeft u zet u wordt
hij/zij/het stam + t hij/zij woont hij/zij leeft hij/zij zet hij/zij wordt
           
meervoud:          
wij stam + en wij wonen wij leven wij zetten wij worden
jullie stam + en jullie wonen jullie leven jullie zetten jullie worden
zij stam + en zij wonen zij leven zij zetten zij worden

Voorbeelden met worden

Ik word mama!
-> 1ste persoon, dus gewoon de stam.

Jij wordt de nieuwe chef van deze afdeling.
-> 2de persoon, dus stam + -t.

Word je morgen 30 jaar?
-> Inversie, je is onderwerp, dus geen -t!

Dat wordt je meestal niet op voorhand verteld.
-> Je is geen onderwerp van de zin, maar wel dat (3de persoon), dus + -t!

Vandaag wordt je moeder in de bloemetjes gezet.
-> Je moeder is het onderwerp (3de persoon), dus + -t!

 

1.2 Verleden tijd en voltooid deelwoord terug naar boven

1.2.1 Zwakke (= regelmatige) werkwoorden

Regel 5

Als de stam eindigt op een van de medeklinkers van 't kofschip (= de stemloze medeklinkers t, k, f, s, ch en p), dan krijg je een verleden tijd op -te(n) en een voltooid deelwoord op -t.
 
Als de stam eindigt op een klinker of een andere - dus stemhebbende - medeklinker, dan krijg je een verleden tijd op -de(n) en een voltooid deelwoord op -d.

Opmerkingen

1. Als de stam eindigt op -t of op -d, dan krijg je in de verleden tijd dus een dubbele medeklinker.
In het voltooid deelwoord is dat niet zo, op het einde krijg je slechts één -t of -d.
   
2. Werkwoorden met een stam op -v of -z, zoals zweven of reizen, vallen niet onder de regel van 't kofschip omdat hun stam eindigt op een stemhebbende medeklinker.
Ook al wordt hun verleden tijd of voltooid deelwoord met -f of -s geschreven (zweefde, gereisd), ze krijgen wel degelijk een verleden tijd op -de(n) en een voltooid deelwoord op -d!

  
  verleden tijd voltooid deelwoord
maken hij maakte gemaakt
delen zij deelde gedeeld
sleeën hij sleede gesleed
groeten hij groette gegroet
kneden zij kneedde gekneed
leven hij leefde geleefd
reizen zij reisde gereisd

 

Regel 6

Een voltooid deelwoord kun je als adjectief gebruiken en het gewoon verbuigen zoals een ander adjectief.
 
De vrouw is verbrand. -> De verbrande vrouw.
Het meisje is vermist. -> Het vermiste meisje.
De televisie is ontploft. -> De ontplofte televisie.
     
De gewone regels van open en gesloten lettergrepen zijn hier geldig:
   
1. Een medeklinker wordt dubbel geschreven na een korte klinker als er nog een onbeklemtoonde lettergreep op volgt.
  
  De soep is verhit. -> De verhitte soep.
Het paneel is beklad. -> Het bekladde paneel.
De muur is gewit. -> De gewitte muur.
   
2. Een lange klinker wordt dubbel geschreven in een gesloten lettergreep en enkel in een open lettergreep.
  
  De tekst is vergroot. -> De vergrote tekst.
Dat meisje is mooi gekleed. -> Het mooi geklede meisje.
Die man wordt gehaat. -> De gehate man.

 

1.2.2 Sterke (= onregelmatige) werkwoorden

Regel 7

Sterke werkwoorden krijgen geen -de(n) of -te(n) in de verleden tijd, maar wel een klinkerverandering in de stam. Die stam met klinkerverandering wordt de verledentijdsstam genoemd. Er zijn geen regels voor de vorming van die verledentijdsstam.
 
De enkelvoudsvormen bestaan uit die verledentijdsstam zonder uitgang.
De meervoudsvormen bestaan uit die verledentijdsstam + -en.
 
lopen bidden breken vragen
       
ik liep ik bad ik brak ik vroeg
jij liep jij bad jij brak jij vroeg
hij/zij liep hij/zij bad hij/zij brak hij/zij vroeg
wij liepen wij baden wij braken wij vroegen
jullie liepen jullie baden jullie braken jullie vroegen
zij liepen zij baden zij braken zij vroegen

  
Opmerkingen

1. Als bij sterke werkwoorden de stam eindigt op -d of -t, krijgen we in de verleden tijd nooit -dde(n) of -tte(n) zoals bij zwakke werkwoorden wel het geval is.
  
 
weten smelten worden verbieden
       
ik wist ik smolt ik werd ik verbood
jij wist jij smolt jij werd jij verbood
hij/zij wist hij/zij smolt hij/zij werd hij/zij verbood
wij wisten wij smolten wij werden wij verboden
jullie wisten jullie smolten jullie werden jullie verboden
zij wisten zij smolten zij werden zij verboden
   
2. Ook hier geldt dat bij werkwoorden met een stam op -v of -z de vervoegde vormen een -f of -s krijgen, behalve als de uitgang -en is.
  
 
wrijven graven blazen lezen
       
ik wreef ik groef ik blies ik las
jij wreef jij groef jij blies jij las
hij/zij wreef hij/zij groef hij/zij blies hij/zij las
wij wreven wij groeven wij bliezen wij lazen
jullie wreven jullie groeven jullie bliezen jullie lazen
zij wreven zij groeven zij bliezen zij lazen

 

Regel 8

Voor de vorming van het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden zijn er geen vaste regels.
Soms wordt de gewone stam gebruikt, soms de verledentijdsstam.
Als er geen voorvoegsel is (zoals be-, ge-, ver-), dan begint het voltooid deelwoord meestal met ge-.
Meestal eindigt het op -en, maar het kan ook op -d of -t eindigen.
 
lopen - gelopen
kiezen - gekozen
denken - gedacht
verliezen - verloren
bezwijken - bezweken

 

1.3 Gebiedende wijs terug naar boven

Regel 9

Voor de gebiedende wijs gebruiken we de stam van het werkwoord.
 
Kom eens hier.
Luister naar je moeder.
Doe wel en zie niet om.
Schrijf je nu in.

Opmerkingen

1. Vroeger bestond er een aparte meervoudsvorm in de gebiedende wijs: stam + -t.
Nu bestaat die vorm alleen nog in een aantal vaste verbindingen
   
  Bezint eer ge begint.
Neemt en eet hiervan, gij allen.
   
2. Soms wil je het onderwerp van de gebiedende wijs uitdrukken. In dat geval gebruikt u gewoon de onvoltooid tegenwoordige tijd.
  
  Blijf jij maar even staan.
Wendt u zich tot de boekhouder.
Komen jullie eens hier.